ENTRANCE
We kennen Werner Paenen van het pootje baden in het water van zijn Schelde dat een beetje mijn Noordzee maakt.
Een kunstenaar leer je best kennen in zijn eigen omgeving. Die is tweeledig. De ruimte van zijn atelier en daarna de expositieruimte op het moment van accrochage.
In de eerste ruimte, het atelier, ligt de band tussen de kunstenaar en het kunstwerk in een stadium van omzetten van concept naar een uitgevoerd kunstidee. Ik wil daarmee aangeven dat een stuk kunst altijd een werk-stuk is. Gemaakt of nazinderend in een aangegeven gedachte. Het is in de regelmaat of precies in de onregelmatigheid, maar hoe dan ook in het menselijke van de kunstenaar dat zijn kunstenaarschap zichtbaar wordt. Dat klinkt wat vreemd, maar is zeer duidelijk in het oeuvre van Werner Paenen.
De tweede ruimte is de expositie. Waar de kunstenaar op zoek gaat naar de lijnen die de werken op deze of gene manier met elkaar verbinden. De signatuur en hoe die optimaal aan te bieden, zodat iedereen, zonder hulp van titels maar met de vrijheid van traag lezen van iedere lijn, voluit het verhaal kan appreciëren. Zoals deze zorgvuldig gekozen presentatie van werken die tijdens de voorbije 10 jaar zijn gemaakt. Vanaf de intrede in een nieuw atelier tot hier en nu op deze plaats.
Vooraf ligt een intense periode van projectmatig werk, van ruimtelijke vraagstukken, van collages waarin de tijd bespeeld wordt, soms trouvailles die tot een geëngageerd standpunt leiden. Met een ernst die nooit afwijkt van de eerlijkheid eigen aan Werner Paenen. Doorheen al die wegen en zoektochten bouwt hij aan een beeldentaal, die bestaat uit vlakken die door een breuklijn bij elkaar horen, vaak in evenwicht gehouden door een bolle vorm. Dit is de fond waarmee hij werkt. Vooral verticaal, af en toe horizontaal.
Natuurlijk is er meer dan dat. Anders ligt hij in de schaduw van de grote namen uit het kleurvlakkenwereldje: De Keyser, Malevitch, … Je mag ze gerust citeren: iedereen heeft iets van een vorige anders is er geen vervolg.
Hoofdmoot is de volledige ruimte. Die van het werk, van de creatie, van de wereld. En hoe alles in en om een vlak, een landschappelijkheid kan suggereren, terwijl het over doek en verf gaat, houtskool en papier. De door de kijker gecreëerde verbeelding van wat je kan zien in de in- en uitkijk door een raam, langs een gordijn, wars van een abstract hermetisme, dus wars van de uitspraak: moeilijk en niet te verstaan. Maar er is wel wat eenvoudig denkwerk nodig en uiteraard is het vrijgeven van een paar keukengeheimen meegenomen.
Zoals: tegenstellingen of dualiteiten, wat niet hetzelfde wil zeggen.
In dualiteit zit veel van elkaar, in tegenstelling vooral dat wat niet gemeenschappelijk is. Het geheel ontstaat organisch, intuïtief, vanuit chaos naar een vreemde orde – een orde die geen orde blijft – en vandaar zo snel mogelijk naar een georkestreerde chaos waarin zoveel handvaten van herkenbaarheid zitten en de chaos verdwijnt.
Ik herhaal het: abstract of abstractie is herkenbaar in haar bron
(een gebroken lijn wordt vlak) of in haar interpretatie (een landschappelijkheid). Het intuïtieve aanvoelen (uit mij-zelf of jou-zelf) wil zeggen dat je een onbewuste band hebt en dus een begrip voor wat je ziet. Een gevoel van evenwicht, aanvaarden van de gelaagdheid en de waarde van iedere bovenliggende kleur die de vorige verdoezelt en deze daardoor accentueert. Een restlijn wordt een autonoom gegeven.
En dan hebben we het nog niet over die kleur gehad, over esthetiek, weemoed en melancholie, de klank van jazz of vrije beat. Wat is kleur in dit geval: de drager of de uitvoerder? Beiden. En dus het fundament van het volledig verhaal.
De lijnen, die vlakken en vormen maken, zijn de grenzen van kleuren, de signalen van kleurovergangen, van uitwassen, afdruipen, doen verdwijnen maar met behoud van een suggestie van wat er onder ligt. Laag op laag met gevarieerde transparantie.
Hoofdstukken lang werken aan kunst en kunst maken uit de materie van werk en verf. Middenin een atelier waar alles zijn evenwichtige plaats heeft, zoals kleur, lijn, vermoeden van landschap en de mens die heel sporadisch door dat landschap passeert. Hij laat er sporen van beschaving na. Dode lijnen waar geen kabels aan hangen. Een raam, een gordijn. Een toevallig stukje hout dat veel kleuren gekend heeft.
Vandaar dat deze presentatie een perfecte intro-retrospectieve is.
André Baert
CRUX
Op 11 september 2008 overlijdt Roland Monteyne, kantoorhouder comptabiliteit en eigenaar van Gallerie de Peperbusse. Twee totaal verschillende werelden die in één ruime locatie 40 en 30 jaar in stand werden gehouden. Tot die fatale donderdag, 2 jaar terug.
Een maand later al start kunstenaar Werner Paenen (Ekeren, 1954) zijn denkwerk over de vraag: wat blijft er over van een kantoor (en een galerij) waaruit eerst de persoon en daarna alle papieren (en kunstwerken) weggehaald worden?
Werner Paenen: “De ruimte verwordt tot kunst en/of kunst wordt een ruimte, de dagelijkse werkelijkheid wordt een decor, de realiteit schijn.
Een deconstructie van de werkelijkheid, waardoor een nieuwe wereld kan ontstaan, waarvoor het kantoor de grondstof levert, zowel visueel als auditief. Beelden worden toegevoegd aan een grondige synthese.
Wat blijft er over van zijn wereld in de mijne? Zal ik de nodige vragen oproepen?
Blijf ik antwoorden schuldig?
Dus: het tastbaar maken van de tijd, het herontdekken van het onzichtbare en twijfel zaaien over wat echt (kantoor?) en vals (kunst?) is.”
Zijn antwoord is één woord groot: CRUX. Dat staat voor iets stugs, iets dat je niet zomaar kan inpalmen, veroveren of begrijpen.
Wanneer je via de galerij in het ‘ontmanteld kantoor’ wandelt, ga je langs zowel de tijd als wat van die tijd overblijft in plaats, licht, aankleding, kleur, geluid.
Een keerpunt dat één dag nodig had om te ontstaan en twee jaar om dit ’tijdelijk’ verhaal te worden.
Crux bezoeken is flaneren door het leven van Roland Monteyne.
Een leven dat wij niet kennen, dat wij nooit zullen kennen, maar waarvan de sporen onder de papiermassa en de onveranderlijkheid van de locaties uiteindelijk slechts tijdelijk verborgen of gekoesterd werden.
Tot Werner Paenen met de archeologie van zijn kunst deze ruimtelijke CRUX kon vastleggen.
Voor even.
André Baert, 2010
BESCHOUWINGEN
Een schilderkunstige benadering vereist dat men zich met het totale beeldvlak bezighoudt. Vorm en achtergrond zijn hierbij gelijkwaardig.
Momenten van inzicht en luciditeit worden gevolgd door perioden van integere beeldontwikkeling en dit tot aan de fase waarin het beeld natuurlijk en zelfstandig is geworden.
Pas dan is de toeschouwer niet meer primair geneigd te zoeken naar een naturalistische duiding. Deze onderbroken voortgang leidt nooit tot herhaling van eerder bereikt punten, noch tot afdrijven naar een beeldtaal die haar betekenis voor een buitenstaander verloren heeft, deze ontwikkeling speelt zich af in relatie met de werkelijkheid.
Elke schilderij is een poging tot het creëren van evenwicht tussen het autonome beeld en de emotionele belevenis van de maker. Het eindresultaat is aanleiding voor nieuw werk. Telkens weer nadert de schilder de grens ; het moment waarop hij moet beslissen te stoppen, omdat elke verder toevoeging afbreuk doet aan het beeld. Schilderen is een proces van toevoegen en moduleren.
Vormen hebben hun eigen bewegingsvrijheid verworven, maar blijven onderhuids met elkaar verbonden. Van figuratieve vertrekpunten zijn uiteindelijk beeldtekens overgebleven. Schilderen is een mentaliteitskwestie, een zaak van levensbelang, het middel bij uitstek om hardop gedachten en gevoelens uit te spreken, een manier om met behulp van ordeningsprincipes, associaties en verwijzingen, zoekend en tastend op weg te gaan naar iets dat uniek is.
Werner Paenen, 2008
Werner Paenen werkt driedimentionaal, maakt schilderijen, tekeningen en collages.
Met eenvoudige vormen en materialen creëert hij objecten en assembleert elementen tot een entiteit.
Er zijn de zwarte sarcofagen die iets hebben van een altaar, er zijn werken die me doen denken rituele objecten, totems, die een mysterie verbergen.
Ik ervaar sacraliteit in dit oeuvre. Alhoewel de gehanteerde materialen zoals, hout steen, glas, spiegel, steenkool en stro op zich banaal zijn, is het of elke object een geheim in zich draagt.
Werner Paenen confronteert ons met het verborgene, het niet zichtbare, het niet achterhaalbare, maar toch dwingend aanwezige.
Deze kunstenaar is er zich van bewust dat het kunstwerk geen antwoorden dient te geven, maar vragen dient te stellen ; dat het niet moet bevestigen of verklaren, maar dat het suggestief werkzaam dient te zijn.
Flor Bex
Ere-directeur MUHKA Antwerpen, 2006